Overslaan en naar de inhoud gaan

Ype Terpstra

Ype Terpstra vestigt zich als arts in 1889 in Stiens zoals blijkt uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 20 februari van dat jaar, samen met zijn vrouw Jetske Abma, met wie hij op 10 juli 1889 trouwt in Witmarsum. Vermoedelijk doet hij eerst dienst in het pand van Jeen Iest die in 1886 overleed en waarin zich een spreekkamertje en apotheek bevond. Diens pand wordt in februari 1893 verkocht.

Ype Terpstra koopt het Doktershûs aan Smelbrêge 6 in september 1892, na het overlijden van Elisabeth Iest en besluit de woning twee jaar later, in 1894, te verbouwen. Het metselwerk aan de buitengevel laat zien dat dit zeker het achterste deel van de woning betreft. Aan de achterzijde van de kamer bouwde hij een decoratieve serre, waarin zich vermoedelijk wandschilderingen van een landschap bevonden. Hij heeft ook de apotheek, boven de kelder, laten bouwen. Omdat na het overlijden van dokter P.K. Iest geen arts meer in het pand gewoond had, was Terpstra hiertoe verplicht gezien de strenge regelgeving voor apotheekhoudende huisartsen die in 1865 door toedoen van Thorbecke van kracht waren geworden.

Het vermoeden dat de Leeuwarder architect Hendrik H. Kramer betrokken was bij de verbouwing is niet bevestigd. Uit diens aantekeningenboekjes (Archief Tresoar, Leeuwarden) blijkt dat hij alleen in 1907 in Stiens actief was met de bouw van het notarishuis aan de Langebuorren. Waarschijnlijker lijkt dat zijn broer, Johannes Terpstra, behulpzaam is bij het ontwerp van de nieuwe aanbouw. Deze was gemeentearchitect van Leeuwarderadeel, echter voornamelijk ten behoeve van de waterstaatkundige werken. Maar hij had wellicht wel de goede contacten.

Hoofdgang met zicht op entrée. Foto Edward Roussou.

In de hoofdgang is een rijk gestukadoord plafond in neo-renaissance stijl en keramische Engelse geometrische vloertegels, die hun oorsprong hadden in de neogotiek zoals dit in Engeland voorkwam en het begin van de industrialisatie markeren.(1) Het plafond is, zo bleek tijdens de restauratie in 2013, voorzien van een zachtgroene tint en decoratieve lijsten waartussen een sjabloonrand met een vegetatief motief. De stucornamenten waren gedecoreerd met goudkleurige accenten. Aan de kopse kant is de deur naar het achterste gedeelte van het huis voorzien van een glasruit met geëtste patronen van de firma Bouvy uit Dordrecht. De draperieën horen tot het bekende repertoire van de firma aan het einde van de negentiende eeuw maar het medaillon met het landschapje en de zwaluwen erboven was uitzonderlijk. Het moet een dure ruit geweest zijn.(2)

Entrée van het Doktershûs.

De lambrisering is geschilderd in een marmerpatroon, rood als basis en met een geel-okerkleurig middenpaneel. Het rode is geïdentificeerd als Waals marmer en het geel als het Giallo di Siena, een zeer kostbaar marmer dat waarschijnlijk niet eens in die grote formaten te krijgen was.(3) Bij de entrée bekroont een fraai geschilderde vaas met bloemen een illusionistisch geschilderd zuiltje. Overigens was in de kamer een rood marmeren of rood gemarmerde schoorsteen, aldus Maaike [Miedema]-Groenewoud, de hulp van dokter Johannes Bosma en Jeltje Kooistra die vanaf 1929 in het pand woonde.
Op de wanden in de gang is eveneens tijdens de restauratie nog een bijzondere decoratie ontdekt van plantranken met donkere bessen op de hoogte van de lambrisering. Deze rand is van een later datum, waarschijnlijk uit 1908 toen Terpstra’s opvolger, H. Hooghoudt, het pand opknapte.
Eenzelfde marmerpatroon als in de hoofdgang, maar mogelijk van een andere hand, is te vinden langs de aangrenzende trap en in de gang in het achterste deel van het huis met de patiënteningang. Deze gang in het achterste deel, waarin zich ook de apotheek bevindt, heeft op lambriseringshoogte een veel eenvoudiger decoratie in sjabloontechniek. Deze doet denken aan die op het plafond in de hoofdgang tussen de randen van het stucwerk.
Nader onderzoek heeft aangetoond dat deze schilderingen vrij uniek zijn in Nederland. Misschien kwam het vaker voor maar er is zeer weinig van over. Deze zeer rijke gedecoreerde gang kan, met uitzondering van de gestileerde plantrank, gedateerd worden in de tijd van de verbouwing, het jaar 1894, door dokter Terpstra en zijn echtgenote Jetske Abma.

Uit familieoverlevering, ‘oral history'(4), is bekend dat Ype Terpstra erg van kunst hield. Hij is vernoemd naar zijn grootvader Ype Baukes Jansen (*1801 te Witmarsum). De familie Jansen is vooral bekend uit Longerhouw en in 1865 liet grootvader daar een boerderij bouwen. Dochter Aukje Ypes Jansen (*1834) trouwt in 1856 met Doekele Johannes Terpstra (*1829 te Witmarsum) en het gezin krijgt 7 kinderen onder wie Ype (*1861) en Johannes (*1859). De familie Jansen staat bekend als een creatieve familie. Uit deze familie komt ook Geert Jan Jansen, die aan het einde van de twintigste eeuw ontmaskerd werd als ‘meestervervalser’ en nu zelf als kunstenaar nog actief is.

‘De rijke wezen van Pingjum’, ca. 1875. Archief W.Y. Sijtsema (kleinzoon Ype Terpstra/Jetske Terpstra-Abma). [Klik op de foto om te vergroten]

Daarbij komt dat Ype Terpstra een zeer rijke vrouw trouwt: Jetske Abma (*1865) uit Pingjum. Haar ouders bewoonden de boerderij ‘Buitendijk’ in Pingjum maar overlijden helaas zeer jong. Ze laten 5 kinderen na. Zij werden wel de ‘rijke wezen van Pingjum’ genoemd.

Volgens de familie is Ype Terpstra ‘ondernemend en creatief ‘, maar geen gemakkelijke man. Hij wordt wel ‘strabant’ genoemd. Hij ‘hield van uiterlijk vertoon’, was kunstliefhebber en -verzamelaar. Hij was echter ook speculatief ingesteld, vooral toen hij zich na de verhuizing naar Hoog-Laren in 1901 onder de schilders in het Gooi bevond.

‘Vanwege de financiële situatie moest Ype Terpstra veel schilderijen later weer verkopen.’ Jetske Abma was de stabiele factor in het gezin en moest, mede ook vanwege de slechter wordende gezondheid van haar man, veel opvangen. Dat Ype Terpstra het huis in Stiens met allure heeft laten verbouwen verbaast de familie niet.

Ype Terpstra als directeur-geneesheer in Hoog-Laren. ca. 1905. Archief W.Y. Sijtsema (kleinzoon Ype Terpstra/Jetske Terpstra-Abma)

Mede om gezondheidsredenen, zowel van hemzelf als van zijn zoon Doekele, is Ype Terpstra naar het Gooi gegaan. Hij wordt door zijn leermeester Prof. Pel (Amsterdam) gevraagd om directeur-geneesheer te worden van het nieuw op te zetten Amsterdamse Sanatorium voor Longlijders, ‘Crailo’ te Hoog-Laren. In de jaren voor zijn vertrek wordt hij in Stiens geassisteerd door de broer van Jetske Abma: Rients Abma (*1868), die medicijnen gestudeerd had in Utrecht. Ype Terpstra verkoopt het pand in Stiens op 4 april 1901 aan dokter Hooghoudt.
Helaas kon hij nauwelijks zijn praktijk in het Gooi opbouwen. Zijn maagklachten verergerden en in 1918 overleed hij, vermoedelijk aan maagkanker.

Hij werd begraven werd in Stiens. Het eerste dochtertje Tjitske die op driejarige leeftijd in 1895 overleed lag er ook begraven. Het verhaal gaat dat de begrafenis-ondernemer aan Jetske Abma vraagt of zij er prijs op stelde, dat men met de overledene eerst een rondgang om de kerk zou maken. De familie ziet hier echter van af.
De grafsteen wordt voorzien van de onderstaande tekst (uit het Fries vertaald), ondertekend door ‘Vrienden en patiënten’. Het graf is echter geruimd en de steen verloren gegaan.

Hier rust
onze beste dokter
en vriend
Ype Terpstra
geboren te Pingjum
29 october 1861
gestorven te Hilversum.
In leven gehuwd geweest met
Jetske Abma.
Vroeger dokter te Stiens
later directeur-geneesheer
van het Amsterdamse
Sanatorium Hoog-Laren.
Hij is in dienst van liefde gestorven.
Overal waar leed was hielp zijn hand.

Vrienden en patiënten

(1) Mario Baeck hielp bij de datering van de tegels Hij is pHd onderzoeker bij Universiteit Gent en auteur op het gebied van historische keramische industriële tegels in de 19e en 20e eeuw in België in internationaal verband
(2) Laura Roscam Abbing bereidt een proefschrift voor bij de Radboud Universiteit Nijmegen over de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek J.J.B.J. Bouvy (1850-1926) en gaf de gegevens over de ruit.
(3) Dr. R. Harmanni, kunsthistoricus en onderzoeker, directeur van de Stichting Historische Behangsels en Wanddecoraties, heeft het onderzoek gedaan. De resultaten zijn een een intern rapport vastgelegd.
(4) De ‘oral history’ werd gegeven door de kleinzoons van Ype Terpstra: W. Y. Sijtsema (huisarts) en J.F. Sijtsema (apotheekhoudend huisarts, en na het pensioen kunstenaar). Het contact werd gelegd door hun broer H. Sijtsema. Ze zijn de zoons van de jongste dochter, Tjitske (geb. 1903, overl. 1988), van Ype Terpstra en Jetske Abma. Zij werd vernoemd naar het eerste dochtertje Tjitske die al jong overleed. Zij huwde in 1929 met de arts J.M. Sijtsema.