De oorspronkelijke inrichting van de verdieping is geheel verloren gegaan in de loop der tijd. Als enig overblijfsel zijn nog enkele, aan de spanten bevestigde ondersteuningen gevonden voor de oplegging van liggend rondhout voor het drogen van lakens e.d. In de tijd van Pieter Klazes Iest was er sprake van een ‘boven-voorkamer’, een zolderkamertje en een zolder. Uit een inventarislijst opgemaakt na het overlijden van Pieter Klazes in 1863 en aanwezig in Tresoar, blijkt wat in die boven-voorkamer stond: ‘ een mahonie tafel, zes stoelen en een fauteuil, een bed en peluw, 12 paar theegoed blauw met goud, 18 paar verguld theegoed, 12 paar porseleinen dito, 3 assietten, porseleinen stoofje en trekpot, 26 witte schaaltjes, 2 filtreerkannen, stoofje met trekpot enz., schildpadden theekistje, ornamenten, 2 tabakskistjes en klein servies, vage, 2 kristallen karaffen, 2 dito complotten en een kom, een vogelkooi met stander, tapijt, karpet en kleedjes, damspiegel met vergulde lijst en een kast met boeken.’ Vermoedelijk werd deze dus door Elisabeth Iest bewoond.
Interieur verdieping
Het zolderkamertje, dat zich volgens mondelinge overlevering bevond in de noord-westhoek, zou de meidenkamer geweest zijn hoewel de huishoudelijke hulp van dokter Johannes Bosma vertelde later dat er op de tweede zolder een dergelijk kamertje was. Aan de zuidzijde waren in die tijd 2 kamers, terwijl aan de westzijde een ouderslaapkamer was met de dakkapel.
Verder resteerden nog twintigste-eeuwse behangresten tegen het dakhout, in een blauw verfijnd bloempatroon. In 1970 is de verdieping geheel opnieuw ingedeeld en voorzien van vier slaapkamers en een badcel. Daarbij was de kajuit aan de voorzijde van het pand in tweeën gedeeld.
Door de ruimte geheel te ontruimen is er een grote leefruimte ontstaan, waarvan enkele delen zijn afgescheiden. Een klein deel in de noordwest hoek, met deels ondoorzichtig glazen wanden is ingericht als badcel. De grote dakkapel op het achterdak is vervangen door een loggia, waarvan de (buiten)wanden zijn voorzien van glaspuien. De wand die grenst aan de trapopgang voorziet daarmee de trap van daglicht.
Aan de voorzijde is de monumentale dakkapel afgescheiden van de woonruimte door middel van glaspuien met isolerend glas. Deze ruimte is niet verwarmd en daarmee konden de oude fragiele en fijn gedetailleerde schuiframen en kozijnen behouden blijven. Van daaruit is een fraai gezicht op de Sint Vituskerk.