Overslaan en naar de inhoud gaan

Stinzenflorajournaal jrg. 1 nr. 14: De stinzenfloratuin van Geert Bosma in 1989 en nu.

Dokter Geert Bosma, tussen de stinzenplanten, Bonte krokussen, bij de Kaukasische vleugelnoot. Foto, ca. 1989. Archief: W. Bosma-Ollemans.

De stinzenfloratuin van Geert Bosma in 1989 en nu.

14 mei 2021
Tekst: Willem van Riemsdijk
Foto's: Trudy van Riemsdijk-Zandee (tenzij anders vermeld)

Recent werden we aangenaam verrast door het bezoek van Ineke Westendorp van de Vogelwacht Stiens e.o.. Zij  bracht het jubileumnummer van het tijdschrift van deze vereniging mee dat recent verscheen ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van dit tijdschrift. Bij het archiefonderzoek in verband met dit jubileum vond zij een artikel van dokter Geert Bosma uit 1989: ‘Mijn tuin’. Geert groeide als kind op in ons Doktershûs en was daar vanaf 1960 werkzaam als huisarts. Geert was een man die hield van de natuur en het is dan ook begrijpelijk dat hij een actief lid was van de vogelwacht.

Wij ontdekten in 2012 de sprookjesachtige verwilderde tuin die achter het Doktershûs is gelegen. Op plekken die nog niet geheel overwoekerd waren bloeiden enkele stinzenplanten. Nadat wij  de overwoekerde tuin hadden ‘ontgonnen’ en hersteld, kwamen er veel meer stinzenplanten tot bloei. 

Geert Bosma schrijft in zijn artikel dat hij aanneemt dat de tuin een ontwerp is van Roodbaard. Inmiddels weten we dat dat niet zo is en dat de tuin in 1868 ontworpen is door tuinarchitect Gerrit Vlaskamp. Ook schrijft hij in zijn verhaal onder andere dat de Kaukasische vleugelnoot en een Veder-esdoorn zijn omgewaaid. Inmiddels weten we dat de Kaukasische vleugelnoot in 1972 bij een grote storm is omgewaaid en niet eerder zoals wel verteld wordt. Zijn zoon Johannes zag het gebeuren. Beide exotische bomen zijn nog steeds in de tuin aanwezig. De monumentale Kaukasische vleugelnoot is inmiddels een prachtige beeldbepalende boom in de tuin doordat Bosma de omgewaaide boom liet liggen, waarna hij over de hele lengte van de nu vrijwel horizontaal liggende stam prachtig is uitgegroeid.

Er is nog een krantenartikel uit 1996 waarop zijn vriend Minne Dankert staat bij de Kaukasische vleugelnoot. Ook hij hield van stinzenplanten, zoals hij zelf zegt sinds 20 jaar. Dankert zou Bosma gestimuleerd hebben de boom te laten liggen.

 

Gewone vogelmelk bij Stinze Stiens, 9 mei 2019

Natuurlijk schreef Geert Bosma ook over de stinzenplanten: ‘De tuin is rijk aan Stinzenflora zoals sneeuwklokjes, crocussen, winterakonieten, lenteklokjes, vogelmelk (2 soorten), daslook, bosanemoon, longkruid, Italiaanse aronskelk, gevlekte aronskelk, holwortel, narcissen, wilde tulpen. Het assortiment Stinzenplanten is vrijwel compleet. Wat er niet meer was, heb ik aangeplant. Het leuke is, dat bij mijn manier van tuinieren de nieuw aangeplante soorten het enorm goed doen. Dit houdt bijv. in: niet hakken, niet schoffelen en geen tuinafval afvoeren. Alles wordt gerecycled. En vanzelfsprekend geen kunstmest en geen bestrijdingsmiddelen.’ 

De bomen gingen hem ook ter harte: ‘De bomen moeten wel onderhoud hebben. Ik hoop daarvoor hulp te krijgen van de Stichting Instandhouding Landschapselementen in Friesland. Het ‘SILF’. Ook maak ik dankbaar gebruik van de adviezen van de heer D.T.E. van der Ploeg uit Sneek, een zeer bekend publicist over de Stinzenflora.’

‘Het onderhoud is daarom zo moeilijk, omdat hierover vrijwel geen literatuur bestaat. De methode Le Roy kan op de klei niet toegepast worden, omdat klei ondoorlaatbaar wordt voor water bij het storten van steen. Ook is het moeilijk geen ruzie te krijgen met enigszins boom-vijandige buren. Het einddoel van sommige zgn. deskundigen is keurig aangeharkte zwarte grond. Een “tuinman zoals het hoort” schrikt zich een hoedje als in juli het onkruid welig tiert. Onkruid bestaat in mijn ogen overigens niet. Het zijn gewoon planten die zich beter thuisvoelen dan de meeste zgn. cultuurplanten en ’s winters is toch alles weer verdwenen. Hoogstens probeer ik wat bij te sturen in de door mij gewenste richting.’

‘Zoals nu wel duidelijk zal zijn, heb ik zeer weinig supporters. Daarom beschouw ik Stinzenflora als mijn ene supporter en de ander is het vogelvolkje. Dit laatste rechtvaardigt dan ook dunkt mij een plaats voor mijn verhaal in het vogelwachtverslag. Vooral trekvogels maken zeer dankbaar gebruik van de tuin om te rusten en te fourageren. Ik laat met opzet veel afgevallen fruit liggen. Van boven af moet – stel ik mij voor – de tuin met de omliggende huizen en de bomen om het kerkhof er als een groene oase uitzien.’ 

Hij noemt: ‘kramsvogels, koperwieken, houtsnippen, specht (1x), goudhaantje (1 seizoen) en pestvogels.’ en voor broedvogels installeerde hij wel nestkastjes. Hij noemt verder: merel, zanglijster, gekraagde roodstaart, grauwe vliegenvanger, winterkoninkje, koolmees, pimpelmees, tjiftjaf, spotvogel, fitits, houtduif, tortelduif, ekster, groenling.’ Ook nam hij in een jaar ransuilen waar en verder het roodborstje en boomklevers. ‘Eén roodborstje vloog mij afgelopen winter steeds achterna bij mijn wandelingen door de tuin.’

En hij besluit: ‘Ik hoop dat mijn verhaal uw enthousiasme voor de natuur versterkt.’

Het is jammer dat Geert niet benoemt welke stinzenplanten er al waren toen hij het beheer over de tuin ging voeren en welke hij bijgeplant heeft. Hoewel er tegenwoordig wat meer literatuur is over onderhoud van historische terreinen met stinzenplanten dan in zijn tijd, is het nog steeds een uitdaging om zo’n terrein optimaal te beheren. Het beheer dat wij momenteel uitvoeren komt deels vrij sterk overeen met dat van Geert Bosma indertijd. Ook wij voeren inmiddels geen vrijkomend materiaal meer af, maar recyclen het vrijkomend organisch materiaal door het te verwerken tot een soort Bokashi. De Bokashi wordt weer over de grond uitgestrooid wat het bodemleven stimuleert waardoor de structuur van de bodem verbetert wat weer goed is voor de ontwikkeling van de stinzenflora. 

Hoewel Geert Bosma inzag dat onderhoud aan bomen en struiken op het terrein van belang is mogen we aannemen dat er op dit gebied gedurende vele decennia vrijwel geen onderhoud heeft plaats gevonden. Voordeel hiervan is dat er een natuurlijke verjonging is van aanwezige bomen die opgroeien uit zaad of wortelopslag. Nadeel is dat grote delen van het terrein waren dichtgegroeid en dat weinig bomen de kans kregen zich optimaal te ontwikkelen omdat ze te veel in verdrukking stonden van andere bomen.

Interessant is dat er veel Iepen en Essen op het terrein staan en verder ook Spaanse aak, Esdoorn, Gewone vogelkers, Meidoorn, Vlier. Een ruim vijftig-jarige Eik die op het in 2017 bij gekochte stukje grond staat en een oude Linde met de nodige vruchtbomen maken het geheel compleet.

Naast deze bomen komen ook diverse struiken voor zoals de Gelderse roos, de Prachtframboos, Berberis, een oude Wollige sneeuwbal en diverse soorten wilde rozen.

Langs de grens van het nieuw aangekochte stukje grond is een rozenhaag gecreëerd, die grotendeels bestaat uit inheemse rozen die uit zaad zijn opgegroeid. Een aantal Rosa Gallica (Franse roos) zijn toegevoegd aan de heg.

Holwortel in het bosje voor de gelegde heg bij Stinze Stiens.

Een deel van de stinzenflora groeit van nature in Iepen-Essen bossen op rijkere gronden en wat dat betreft past de aanwezige beplanting dus goed. Helaas loopt de tuin wel een groot risico doordat de Iepziekte en de Essentaksterfte het bomenbestand flink kan aantasten. Tot nu toe hebben we gelukkig alleen nog op zeer beperkte schaal last van de Essentaksterfte. Momenteel worden de bomen elk jaar deskundig onderhouden. Onderhoud houdt in het af en toe snoeien van de vruchtbomen, de Knot-esdoorns en het geleidelijk dunnen van het bestand, zodat overblijvende bomen beter kunnen uitgroeien en er voldoende licht op de grond komt in verband met de stinzenflora.

Recent hebben we ook een verandering doorgevoerd door een deel van een met klimop begroeid hek te verlagen en de bomen die daarlangs stonden te ‘leggen’. Deze nu vrijwel horizontaal gelegde bomen gaan weer uitlopen en vormen zo in korte tijd een fraaie hele dichte heg.

Een dergelijke bomen/struiken heg geeft niet alleen meer nestelgelegenheid voor vogels maar stimuleert ook veel ander leven in de tuin, zoals bijen, hommels, vlinders etc. Het is jammer dat Geert Bosma deze aanpassingen niet meer heeft mogen meemaken, maar zoals blijkt uit zijn tekst is veel van ons handelen in overeenstemming met de opvattingen die hij had en is de stinzenflora weer goed ontwikkeld.

Winterakonieten ‘Ayttabomkes’ en Sneeuwklokjes bij Stinze Stiens. 1 februari 2020.

Stinze Stiens:
Bezoekadres: Smelbrêge 6, schuin tegenover de St. Vituskerk in het historische centrum
Toegang: Op afspraak. ‘Open tuindagen’, zie het Stinzenflorajournaal of de agenda op de website. 
Parkeren: gratis in Stiens
Openbaar vervoer: Bus 60 of 154 vanuit Leeuwarden, Halte Langebuorren.
Stinzenflora-monitor: voor informatie klik hier, over de Noordelijke Lustwarande, stinzenplanten in Noord-Nederland en Noord-Duitsland, locaties, soorten en bloeitijd.