Overslaan en naar de inhoud gaan

Stinzenflorajournaal 2025 jrg.5 nr.1: WONDER BOVEN WONDER: VAN ZADEN, BOLLEN EN BLOEMEN

Willem van Riemsdijk
Trudy van Riemsdijk-Zandee (red.)

Het stinzenfloraseizoen 2025 staat bij Stichting Stinze-Stiens in het teken van de verwondering.Verwondering over de schoonheid van een witte, paarse, gele of roze zweem die historische parken en tuinen in de winter en het voorjaar kleuren. Maar hoe ontstaat deze fraaie stinzenplantenrijkdom? Het planten van (stinzen)bollen is momenteel alom populair maar dat vermeerdering ook komt doordat deze winter- en voorjaarsbloemen zich uitzaaien wekt soms verbazing. In het Stinzenflorajournaal van dit jaar worden de ervaringen met vermeerdering van stinzenplanten gedeeld. Ook bij lezingen en tijdens rondleidingen bij Stinze-Stiens en op Epema State wordt hieraan aandacht besteed.

Eind 18e eeuw verwonderde Johannes Martinet, natuurkundig historicus, pedagoog en predikant, zich over de schoonheid van zaden, door een microscoop bekeken, in zijn boek ‘Katechismus der Natuur’ (1779): ‘Wat zien mijne Oogen? Zijn waarlijk deze Afbeeldingen Figuren van Zaaden? ‘  En als kind  van de tijd van de verlichting prijst hij daarbij ook de schepping van de ‘Godlijke Formeerder’. Het boek stond in de boekenkast van de vader van Sjoukje Jeens Taekema. Sjoukje gaf in 1868 de opdracht aan Gerrit Vlaskamp voor de aanleg van de tuin bij het Doktershûs in Stiens.

Maar zo’n 100 jaar eerder publiceerde de Franse arts-botanicus Joseph Tournefort zijn boek ‘Elémens de botanique’ (1694). Daarin beschreef hij zo’n 7000 planten als een ‘methode om planten te herkennen’. Er wordt wel gezegd dat de term herbarium van hem afkomstig is en dat hij vooruit liep op Linnaeus. In zijn boek zijn ook de zaden te bewonderen in tegenstelling tot het bloemboek, de Hortus floridus’ van Crispijn van de Passe. Deze beeldde begin 17e eeuw, de gouden tijd van de bloembollen,  de bloemen, bollen en insecten af maar geen zaden. 

 

 

Jan Kops, F.W. van Eeden, Flora Batava, dl. 17, Leiden 1885, afb. 1281. Holwortel. Particuliere collectie

Recenter is de Flora Batava die in de 19e en begin 20ste eeuw in Nederland de wilde planten in kaart bracht, een project dat ruim 100 jaar duurde. In het 17e deel uit 1885 wordt bijvoorbeeld prachtig de Holwortel afgebeeld met daarbij ook zeer herkenbaar het ‘mierenbroodje’ aan het zaad. Mieren zijn dol op het  voedzame broodje en verslepen de zaden met het broodje naar hun nest. op deze manier worden de zaden verspreid over grotere oppervlakken.

Massale bloei

Een belangrijk aspect van Stinzenplanten is de massaliteit die kan ontstaan door semi-natuurlijke vermeerdering en verwildering. Het grote  aantal bloeiende planten per oppervlak gekoppeld aan een behoorlijk terreinoppervlak en de vroege bloei maken deze vegetatie bij veel mensen zo geliefd. Een mens wordt blij van dit wonder der natuur. 

Goed ontwikkelde stinzenflora over grotere oppervlakken komt relatief weinig voor in ons land. In de Stinzenfora-monitor is te zien waar in Noord-Nederland mooie historische terreinen zijn, welke stinzenplanten er voorkomen en wanneer ze bloeien.

Er zijn vele pogingen gedaan om zo’n mooie vegetatie in een zo kort mogelijke tijd te realiseren door aanplant van ingekochte bollen/knollen of wortelstokken. De Keukenhof laat zien dat het mogelijk is om binnen een jaar bloeiende bollentapijten te realiseren door middel van grondbewerking en grootschalige aanplant van bollen die machinaal worden ‘uitgerold’. Nederland is beroemd geworden met het kweken van bollen. De Keukenhof is het ‘uithangbord’ van de kundigheid van de kwekers. 

Holwortel op Martenastate, 5 april 2016.

Stinzenflora op historische terreinen

Om iets te realiseren wat lijkt op een historisch terrein met een historische stinzenplanten vegetatie vraagt een andere aanpak. Het kost tijd, energie en een terrein dat geschikt is, verstand van zaken, een dosis geluk, geduld, en geschikt plantgoed of zaad. In het begin zijn de plantjes zo klein dat ze nauwelijks opvallen. Het is van belang dat er na het zaaien jarenlang een geschikt beheer wordt toegepast. Als alles goed gaat kun je op deze manier in relatief korte tijd (5-10 jaar) een mooie vegetatie met stinzenplanten maken. 

Grootschalige aanplant is echter vaak tot mislukken gedoemd. Als het terrein niet geschikt is zal er van de nieuwe aanplant weinig terecht komen. De oude soorten worden veelal niet meer gekweekt wat het lastig maakt om aan geschikt plantmateriaal te komen, zeker als het gaat om een wat grotere schaal. 

Sneeuwklokjes ‘in ’t groen’ verplanten bij Stinze-Stiens. 19 maart 2020.

Vermeerderen door uitplanten

In de natuur kan vermeerdering op verschillende manieren plaats vinden. Veel bolgewassen,  zoals Sneeuwklokjes vormen vegetatief nieuwe ‘neven’bolletjes. Planten zoals Winterakonieten, kunnen zich uitbreiden via de groei van de wortelstokken. De mens kan de voortplanting bevorderen door bollen en wortelstokken op te graven op plekken waar de planten (te) dicht op elkaar staan en weer elders op ruime afstand van elkaar uit te planten.  Deze methode wordt vaker met succes toegepast. 

Stuifmeel Sneeuwklokje, Foto: Heather Angel, 22 februari 2018, herkomst Twitter.

Vermeerderen door zaad

Planten produceren zaad en dat zaad kan als het rijp is, maar zich nog niet verspreid heeft, worden verzameld en later op een geschikte plek weer worden uitgezaaid. Je mag niet zomaar zaad  en zeker geen bollen verzamelen, ook al is het terrein openbaar. Je zult altijd toestemming moeten vragen aan de terreinbeheerder of de eigenaar van het terrein. Het zaad is ook nodig voor het in stand houden of uitbreiden van een bestaande mooie vegetatie met stinzenplanten op historische terreinen!

Natuurlijk moeten de omstandigheden ook gunstig zijn. Als aan het eind van de winter en in het vroege voorjaar de zon goed doorkomt zijn de omstandigheden gunstig voor de bestuiving door insecten die zo vroeg in het jaar hunkeren naar nectar en stuifmeel. Dan zal het een goed jaar worden voor zaadvorming. Overigens kan bestuiving ook voorkomen door de wind die het stuifmeel verwaait.

Je moet er rekening mee houden dat het wel 2-6 jaar kan duren voordat je vanuit zaad een bloeiende plant hebt. De kans dat een zaadje in de natuur op een geschikte plek terecht komt en uitgroeit tot een gezonde nieuwe plant is klein. Dit is een van de redenen dat veel planten een vrij grote hoeveelheid zaad produceren, zodat de kans van succesvolle uitzaaiing groter wordt. Hoewel het enig geduld vergt heeft vermeerdering uit zaad een heel groot potentieel. Om dit potentieel te realiseren is echter een uitdaging.

Zaaien in een bestaande graszode zal in het algemeen weinig succes hebben, hoe dichter de zode, des te kleiner de kans dat het zaad opkomt. De kans is groter op succes als je kunt zaaien in zwarte kale grond of in een licht opengemaakte zode zodat het zaad direct met de grond in aanraking kan komen na het zaaien. Idealiter kun je direct zaaien op de plek waar de stinzenflora gewenst is en die ook geschikt is voor de plant die je daar wilt vermeerderen.

 Als de zaden ter plekke kiemen en uitgroeien hoef je geen plantjes te verplanten wat veel werk scheelt. De problematiek is te vergelijken met het zaaien van kruiden ten behoeve van het creëren van kruidenrijk grasland. Er zijn overeenkomsten met het creëren van kruidenrijk grasland, maar ook grote verschillen. Een verschil is dat de gezaaide stinzenplanten minimaal een aantal jaren nodig hebben om voldoende uitgegroeid te zijn voordat ze gaan bloeien. Een ander verschil is dat grond die geschikt is voor vermeerdering van inheemse planten niet noodzakelijkerwijs geschikt is voor het kweken van bollen en vice versa. Veel inheemse planten doen het goed als de grond relatief voedselarm is, terwijl veel stinzenplanten een wat rijkere grond nodig hebben. 

Wat een prima plek is voor bollen hoeft dat niet te zijn voor kruidenrijk gras omdat ze andere eisen stellen aan de omgeving. 

Gele anemoon en Bostulpen op Epema State, Ysbrechtum (Eigenaar en beheer: Stichting Stinze-Stiens)

 

Landschapstuinen en -parken

In de 19e eeuw was introductie van voorjaarsbollen/knollen en wortelstokken bij het aanleggen van grasvelden van tuinontwerpen in de Engelse landschapsstijl niet ongebruikelijk.  Ook inbreng van orchideeën ter verfraaiing daarvan werd toen gepropageerd. 

Als het stinzenplanten seizoen (half januari-begin mei) voorbij is komt het orchideeën seizoen. Orchideeën zijn nu veelal beschermd maar orchideeën kwamen vroeger in veel grotere aantallen en soorten voor dan tegenwoordig. Orchideeënzaad is zo klein dat het op stof lijkt. Een klein hoopje orchideeënzaad van de Rietorchis ziet er prachtig uit. Het zaad heeft echter geen voedsel voor een kiemplantje. Een wilde orchidee gaat een symbiose aan met speciale bodemschimmels. De schimmeldraden leveren voedsel aan het ontkiemende zaadje van de orchidee. Zonder meer uitzaaien van in Nederland voorkomende soorten heeft zelden succes. Een relatief recent in de aandacht komende methode is het zaaien middels een ‘zaadbom’. Een zaadbom bestaat bijvoorbeeld uit klei, compost, en zaad. Je kunt zaadbommetjes zelf maken, zie: https://guerrillagardeners.nl/tips/bloembommen/

In plaats van klei en compost kun je ook een commercieel product als Terra-Fertiel gebruiken. Het gaat er om dat ontkiemende zaadjes geholpen worden door de aanwezigheid van bodemschimmels, voeding en de juiste zuurgraad. Ook is van belang dat de zaadjes zich kunnen hechten aan de aanwezige oppervlakken. In Terra-Fertiel zitten: schimmels: Mucor- en Penicillum-soorten, bacteriën: actynomyceten, gisten,  kalk, kleimineralen en zeewier. De zaadjes kunnen door het mengsel van compost en klei of door Terra-Fertiel worden gemengd. Het mengsel kan vochtig worden gemaakt door het vernevelen van water, waardoor het materiaal gaat kleven en je er bommetjes, ter grootte van ‘bitterballen’ van kunt maken. Deze bommetjes kun je uitstrooien op een terrein dat geschikt is voor de orchideeën die je daar wilt introduceren. In Wageningen hebben ze deze methode met succes toegepast in het beekdal van de Renkumse beek. Hoe kleiner het zaad des te kleiner kun je de bommetjes maken. In principe kan deze methode met elk willekeurig type zaad worden toegepast. 

Stinze-Stiens kreeg van een bezoeker uit haar eigen tuin enkele Rietorchissen en van andere kennissen uit Frankrijk waar hun tuin vol stond met het Hondskruid (Anacamptis pyramidalis), enkele bollen. In Stiens zaaien we de Bonte krokus met als doel om deze te vermeerderen en experimenteren we nu ook met orchideeënbollen en de vermeerdering ervan. 

Foto’s: Trudy van Riemsdijk-Zandee (Stinze-Stiens), tenzij anders vermeld.

Literatuur

In het hoofdstuk van H. Koningen, W. Hoogendam, ‘Het onderhoud van stinzenplanten’, in: Stinzenplanten in Fryslân, Leeuwarden 2020, pp. 131-159, waarvan de derde druk in voorbereiding is, kun je leuke en nuttige informatie vinden over de stinzenplanten, hun vermeerdering, groei en bloei.

In het hoofdstuk van W. van Riemsdijk/T. van Riemsdijk-Zandee, ‘Stinzenflora groen erfgoed’, pp. 33-51, is meer te lezen over het ‘parkbos en grasvelden’ in de negentiende eeuw. 

http://www.stichtingoase.nl/doc/pdf/2013_zomer_gemier-in-de-tuin.pdf 

Wim Baas, ‘Gemier in de tuin. Over mieren en mierenplanten. Oase Zomer 2013, pp. 18-21.

Caroline Elfferich, ‘Zaden van Sneeuwklokjes’ in: Natura 2014, jrg. 111, nr. 4, pp. 18-19.

Jānis Rukšāns, The world of crocuses, Riga (Latvian Academy of Sciences) 2017. Hierin hoofdstuk: ‘Cultivation’, pp. 15-20.

https://www.landschapsbeheerfriesland.nl/biodiversiteit-monitoring/projecten/van-stinzenplant-tot-boergbloumkes 

Landschapbeheer Friesland / Waddenfonds: Van Stinzenplanten tot Borgblömkes, project gelanceerd 1 februari 2024. Voornemen o.a.: een programma opzetten voor vermeerdering en kweek van de stinzenflora.