Overslaan en naar de inhoud gaan

Interieur begane grond

De indeling van de begane grond is bij de restauratie niet noemenswaardig gewijzigd in vergelijking met de situatie van na de verbouwing van 1894. Hoe het voor die tijd was is moeilijk te achterhalen. Een ‘lappendeken’ van houten wanden, gemetselde en geschilderde muurvlakken werd zichtbaar na verwijdering van de wandbekleding (voorkamer, achterkamer en kamer rechts van de voordeur, evenals de schouw in de keuken, gebouwd door Terpstra). Het enige wat bekend is van de indeling uit de vroegste periode is af te leiden uit de ‘inventarislijst’ van roerende goederen die na het overlijden van Pieter Klazes Iest is opgemaakt: een voorkamer, een achterkamer, een voorhuis wat vermoedelijk een ontvangstruimte was met een bankje en ‘parapluiestander’ en een voorkamertje, mogelijk de herenkamer met o.a. een lessenaar, een ‘pijpenstander’ en een ‘boekenhanger’.

In de huidige situatie is de enige toevoeging een badcel, waarvan de ruimte is afgenomen van de voormalige spreekkamer aan de straatzijde, waarvan de functie is veranderd in slaapvertrek.

In het woongedeelte is de wand met de suitedeuren die voor- en achterkamer scheidt, voorzien van nieuwe kasten aan beide zijden. Bij het wijzigen van de oude toestand, werd op een ijzeren balk het jaartal 1929 aangetroffen. Naar alle waarschijnlijkheid het jaar waarin de bedsteden zijn verwijderd om plaats te maken voor de suitedeuren.

Tenslotte is een deel van de zoldervloer van de keuken verwijderd om meer daglicht toe te laten door een tweetal aangebrachte ramen in het schuine dak.

Door de buitenmuur van de achterkamer te voorzien van grote dubbele deuren, is er een directe relatie mogelijk gemaakt naar het al aanwezige, in rode straatsteen uitgevoerde, terrasje en het zicht op de tuin geoptimaliseerd.

De ramen van de voor- en slaapkamer zijn voorzien van schuiframen, die weer gangbaar zijn gemaakt met gebruik van de oude tegengewichten en voorzien zijn van bijpassende, tochtprofielen. De nog aanwezige binnenluiken inclusief de luikkasten, zijn eveneens hersteld. Ze kunnen, ontdaan van dikke oude verflagen, met de bestaande scharnieren weer prima gebruikt worden. De lambrisering onder de ramen heeft een gewelfde vorm, corresponderend met de raamopeningen en de muurdammen ernaast en ertussen. De vensterbank daarboven volgt deze vorm.

De voormalige wachtkamer heeft de functie van ontvangst en kleine vergaderruimte gekregen. In deze kamer is behang op de wand teruggevonden met een bloemmotief, uit ca. 1910. Onder de vloer bleek een regenwaterput verscholen. De contouren van deze put worden in de marmoleum vloerbedekking zichtbaar gemaakt.

De voordeur, met de nieuwe deurklopper, geeft toegang tot de fraaie monumentale gang.

Men wordt verrast door de geheel gerestaureerde wanden met rood gemarmerde lambriseringen voorzien van geel gemarmerde ‘spiegels’ (panelen). Het rode is geïdentificeerd als Waals marmer en het geel als het Giallo di Siena, een zeer kostbaar marmer dat waarschijnlijk niet eens in die grote formaten te krijgen was. [Dr. R. Harmanni, kunsthistoricus en onderzoeker, directeur van de Stichting Historische Behangsels en Wanddecoraties, heeft het onderzoek gedaan. De resultaten zijn een een intern rapport vastgelegd.] Bijzonder is het zuilmotief dat in de schildering is verwerkt, waarop een fraai gedecoreerde vaas met verschillende soorten bloemen prijkt. Overigens waren in de eetkamer en de spreekkamer een rood marmeren schoorsteenmantel. In de woonkamer was een zwart marmeren schoorsteenmantel die enigszins versierd was.

Bovenlangs de lambrisering is later, vermoedelijk door Hooghoudt in 1908 toen hij onderhoud aan de spreekkamer pleegde, een fraaie gestileerde bladrand met bessen aangebracht in Art Nouveau stijl.

Dit geheel was in de loop der tijd bij verschillende aanpassingen afgedekt, eerst deels door een wit-grijze marmering en later werd daar weer overheen een moderne lambrisering aangebracht.

Het plafond is in de jaren zeventig van de vorige eeuw met een witte latex overschilderd. Op basis van teruggevonden verfsporen is het in oorspronkelijke luister hersteld. Een met sjabloon aangebrachte randversiering is opnieuw aangebracht tussen twee geprofileerde randen. Het veld is voorzien van driedimensionale gipsen hoekornamenten met blad- en roosmotieven en weer met bladgoud gedecoreerd evenals de drie identieke ovaalvormige ornamenten in het midden van het plafond, waarvan de middelste is voorzien van aansluiting voor een lichtarmatuur. Op de gang uitkomende deuren zijn geschilderd in imitatie eikenhout, overeenkomstig de oorspronkelijke teruggevonden verfresten.

De trap naar de woonverdieping is op vergelijkbare wijze beschilderd, zij het iets minder uitgesproken.

De klapdeur, die toegang geeft tot de secundaire gang bevat een gezandstraald gegoten glaspaneel voorstellende bloem- en bladranken, een zwaluw en enkele draperieën, gemaakt door de Koninklijke Nederlandsche glasfabriek J.J.B.J. Bouvy te Dordrecht. (1850–1926). Met name het zwaluw-motief wordt bijzonder genoemd. De ruit was daarom hoogstwaarschijnlijk kostbaar en wordt wel gedateerd aan het einde van de negentiende eeuw. [Laura Roscam Abbing bereidt een proefschrift voor over de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek J.J.B.J. Bouvy (1850-1926) en gaf de gegevens over de ruit.] De gangvloer is betegeld met dubbelhard industrieel gebakken vloertegels in een fraai, kleurig, geometrisch patroon, uit Engeland afkomstig. Mario Baeck [pHd onderzoeker Universiteit Gent en auteur op het gebied van historische keramische industriële tegels in de 19e en 20e eeuw in België in internationaal verband] stuitte op een foto afkomstig van het Stadsmuseet Stockholm over een industriële tegelvloer in Stockholm, gedateerd 1889, waarin enkele tegels met decoratief patroon overeenkomen met die in de gang in Stiens. Informatie staat in deze PDF. De tegels liggen in mortel op een vleilaag van bakstenen in zand (stenen, plat gelegd in een mortelbed op de kleigrond). De stijl is die van de neogotiek van de negentiende eeuw zoals deze wel in Engeland voorkwam. De vloer, het plafond en de oudste beschildering van de muren van de gang zijn vrijwel zeker tot stand gekomen in 1894 bij de grote verbouwing door Terpstra.

Voor de toegang tot het pand zal de voormalige patiënteningang aan de zijkant worden gebruikt. Om zich aan te kondigen kan de bezoeker de oude deurbel laten klingelen, die voorheen door de patiënten werd gebruikt. Deze deur ontsluit de gang tussen het huis en de door Terpstra gebouwde keuken en apotheek. Deze gang sluit loodrecht aan op het verlengde van de hoofdgang met toegang vanaf de straat.

De gangwanden zijn voorzien van een decoratief gemarmerde lambrisering gelijk aan die van de hoofdgang, maar iets eenvoudiger en van mindere kwaliteit. Een oud fragment is blootgelegd en gerestaureerd, het overige is gereconstrueerd. Het plafond is de onderkant van de zoldervloer zoals in de vertrekken.
De oorspronkelijk houten vloer van deze gang is evenals de keukenvloer bij de restauratie vervangen door een granito vloer.

De gang geeft toegang tot de apotheek — boven de kelder —, de ontvangst, de keuken, de trap naar het zoldertje boven de keuken en het toilet.

Tegenover de keukendeur biedt een buitendeur toegang tot het terras en de tuin. Deze deur heeft een gietijzeren rooster met in het midden een voorstelling van een heer leunend op een pedestal, of een boomstronk die daarvoor dienst doet. Op de afbeelding is het steunpunt aan het oog onttrokken door weelderig, metalen groen.

Dit is een pendant van de versiering op het rooster van de deur bij de patiënteningang waar een vrouwtje de deur siert.

Oorspronkelijk was de onderkant van de planken zoldervloer van alle vertrekken geschilderd in houtimitatie. Dit is nu nog alleen in de voormalige wachtkamer zichtbaar. De planken in de overige vertrekken waren later overgeschilderd in een egale kleur. Volgens een door timmerlieden aangebracht opschrift op een van de plafondpanelen in de voormalige spreekkamer, zijn in 1908 de vlakken tussen zolderbalken voorzien van panelen, die met een hollat aansloten tegen de balken.

In de jaren na de tweede wereldoorlog zijn er in de woonvertrekken en de spreekkamer houten plafonds onder aangebracht. In de voor- en achterkamer, de wachtkamer en de apotheek is de oorspronkelijke staat teruggebracht. In de voormalige spreekkamer zijn de houten panelen uit 1908 gehandhaafd. De ontdekking van een smal gouden biesje langs de zijkant van de omranding, heeft aanleiding gegeven om dit met bladgoud te reconstrueren.

Op het beschot van de houten wand tussen de trap en de voormalige wachtkamer, zaten nog oude resten van behangselpapier. Achter een deel van dit wandje zaten stukken behang gepropt met in totaal vijf verschillende motieven uit verschillende periodes: 1860, 1887 en het laatste decennium van de negentiende eeuw. Oude kranten onder meer van 1860 en 1887 bleken behulpzaam te zijn bij het dateren. Op basis van deze resten zijn twee behangsoorten gereconstrueerd en aangebracht op de wand in voorkamer en in de slaapkamer, grenzend aan de gang.