Overslaan en naar de inhoud gaan

Exterieur

De huidige oudste bebouwing van de kerkterp dateert, met uitzondering van de middeleeuwse kerk, uit het laatst van de achttiende en de negentiende eeuw. Behalve de logementen en het oude, afgebroken schoolgebouw met een hoogte van twee lagen, waren het huizen met een begane grond van ca. 3.00 meter hoog met een schuine kap in de vorm van een schilddak of een zadeldak.

Het huis van 1838 is op de toenmalige gebruikelijke wijze gebouwd als stapelconstructie, waarbij de één steen dikke dragende muren de zolderbalken dragen. De kapconstructie is verankerd aan deze — voor onze tijd — zware balken, die op hun beurt middels muurankers de muren bij elkaar houden. De twee kappen hebben de vorm van een schilddak , beide met de naald in dezelfde richting. Het grote dak wordt bekroond door twee schoorstenen. Bij het kleinere achterdak zijn die op enig moment verwijderd.

Het huis is ontworpen in de neoklassieke stijl van die tijd. Het neoclassicisme is een bouwstijl voornamelijk toegepast in de negentiende eeuw, gebaseerd op de renaissance en barok van de zestiende tot de achttiende eeuw. De inspiratie daarvan komt voornamelijk van de Griekse en Romeinse architectuur uit de bloeiperioden van de oude Grieken en Romeinen.

De klassieke stijl kenmerkt zich door een strakke en symmetrische vormgeving. Het best komt dit tot uitdrukking in de gevels, in dit geval uitsluitend in de voorgevel. De voordeur zit in het midden en aan beide zijden zijn twee hoge ramen op regelmatige afstand van elkaar. Naar de klassieke norm behoren hoogte en breedte van zowel het gevelvlak als de deuren en ramen te voldoen aan de ‘gulden snede’ — een verhouding tussen de breedte en de hoogte van 1:1,618.

De dorpsbevolking bestond uit boeren, arbeiders, handwerkslieden, neringdoenden, notabelen en renteniers (meestal boeren). Ze woonden door- en naast elkaar langs de dorpsstraten. De status en de welstand van de bewoners was af te meten aan de grootte van de huizen en het aanzicht van de meest zichtbare gevel(s).

Pieter Klazes Iest, behorende tot de notabelen van het dorp, liet een huis bouwen met een weliswaar statige, maar geen overdadig versierde voorgevel. De kozijnen dateren uit de bouwtijd. De ramen waren, zoals toen gebruikelijk, schuiframen met een vierruits onderraam en een tweeruits bovenraam. Die zijn later vervangen door T-ramen en in de jaren vijftig door ongedeelde ramen voorzien van enkel glas.

De voordeur is oorspronkelijk, fijn geprofileerd en van twee draairaampjes voorzien, beschermd door een ijzeren rooster. De oorspronkelijke indeling van het bovenraam was niet meer te achterhalen. Gekozen is voor een nieuw raam met een ovale roede. Het metselwerk is boven de kozijnen voorzien van een hanenkam, waarbij elke steen in de juiste vorm is gekapt. Versieringen in het metselwerk in de vorm van sluit- en kantstenen ontbreken, evenals gekleurde speklagen.

De karakteristieke brede gootlijst met de geprofileerde goot is hersteld waar dit nodig was. In tegenstelling tot de hedendaagse architectuur behoort tenminste de hoogte van de hanenkam zichtbaar te zijn onder de gootlijst.

De huidige eigenaren hebben op subtiele wijze de historie van het huis in een fraaie schrijfletter, kort en bondig op het vlakke middendeel van de lijst laten schilderen.

Het meest opvallende aan de voorgevel is de grote dakkapel. Waren de zolders in de regel ingericht met een of enkele kamertjes voor bedienden, droogruimte voor de was en berging, in dit geval is duidelijk op de verdieping een royale kamer gecreëerd voor de familie.

De vormgeving van de dakkapel is van voorname eenvoud. De houten penanten met cannelures die het segmentvormige fronton lijken te dragen, maken de kapel schijnbaar hoger. De bovenkant ervan is mooi afgesloten met in hout uitgesneden kapiteeltjes in de Ionische stijl. Samen met de bolle kantstukken, de attiek boven de gootlijn en het iele houtwerk van de ramen, is het een prachtig element, geschilderd in de oude kleuren mergelwit, Bentheimer grijs en zandgeel.

De verloren gegane attiek aan weerszijden van de dakkapel is bij de restauratie opnieuw aangebracht.

Het huis heeft bij de restauratie aan de achterzijde enkele veranderingen ondergaan. De door Geert Bosma gebouwde caravanstalling is afgebroken en de eerdere berging met lessenaarsdak tegen de apotheek en een deel van de keuken is hersteld. Het keukenraam heeft weer de oorspronkelijke afmetingen gekregen. Daarnaast is aan de onderzijde van de gevel nog de plek gemarkeerd waar vroeger het toiletafval werd verwijderd. De buitenwand van de achterkamer is voorzien van een grote glaswand met openslaande deuren.

De dakkapel op het achterdak is vervangen door een loggia (inpandig balkon). Door de wanden van de loggia van glaspuien te maken komt er meer daglicht binnen op de verdieping waardoor ook de trap en de gang ernaast veel meer licht ontvangen. Tevens straalt de achterzijde van het huis meer rust uit en komt het achterdak beter tot zijn recht.

Een glazen luifel heeft de plaats ingenomen van de vroegere serre van hout, gietijzer en glas, die vrijwel zeker bij de uitbreiding in 1894 door dokter Ype Terpstra is aangebracht. Binnen in de serre waren – naar mondelinge overlevering door nazaten van dokter Hooghoudt – wandschilderingen aanwezig.

Op de forse schoorstenen van het hoofddak zijn de houten bekroningen op de schoorsteenborden, zoals die op een oude foto zijn te zien, opnieuw aangebracht.