Willem van Riemsdijk

Haarlems klokkenspel, Dichtersnarcis en Wilde hyacint bij de Schierstins

Haarlems klokkenspel, Dichtersnarcis en Wilde hyacint bij de Schierstins.

Vaak krijg ik de vraag: is dit nu wel of niet een stinzenplant. Dat zijn niet de eenvoudigste vragen om een duidelijk antwoord op te geven.

PostNL, 25 februari 2019 uitgave nieuwe postzegels ' Stinsenplanten'

PostNL, 25 februari 2019 uitgave nieuwe postzegels ‘ Stinsenplanten’ in de serie ‘Beleef de natuur’.

Nature 2U App Android Stinzenflora.

Nature 2U App Android Stinzenflora.

Deze vraag is nu weer actueler dan ooit omdat er vorig jaar een Stinzenflora app (alleen voor Android) is verschenen waar meer dan 120 soorten op voorkomen. Helaas kunnen wij die app niet bekijken. Van nog recenter datum zijn de nieuwe postzegels met 10 afbeeldingen van stinzenflora. Allemaal goede initiatieven. Zowel de app als de afbeeldingen op de postzegels laten planten zien die men kan vinden in milieus waar stinzenplanten voorkomen. De vraag is echter of al deze planten wel tot de stinzenplanten moeten worden gerekend.

Stinzenplanten in historische tuinen of parken zijn in onze ogen cultureel erfgoed. Wat we onder stinzenplanten verstaan, hangt af van de definitie die we daar aan geven. Elke definitie zal ruimte laten voor een stuk interpretatie. Desalniettemin is het belangrijk om een goede, zinvolle definitie te geven waar goed mee te werken is.

Het begrip is, zoals bekend, afkomstig van de Friese bioloog Botke die in 1932 de volgende (door mij uit het Fries vertaalde) omschrijving van stinzenplanten gaf: 

Dr. J. Botke, De Gritenij Dantumadiel, Dokkum 1932

Dr. J. Botke, De Gritenij Dantumadiel, Dokkum 1932

‘Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat overal waar stinzen staan of gestaan hebben, men op de singels of op andere overhoekjes, van die aardige plantjes vindt, die men op andere plekken niet meer ziet. In de kloostertuinen, ook in die van stinzen verbouwde men groenten, geneeskruiden en ook wel sierplanten en deze bleven hier en daar behouden. Bij de Schierstins [Veenwoude] komen dergelijke stinzenplanten voor: het Haarlems klokkenspel, met een kluwen van kleine bolletjes in de grond en dubbele witte bloemen, verder Gewone vogelmelk, met schitterend witte sterretjes, die van buiten groen zijn en ten derde het Lenteklokje dat in veel op het Sneeuwklokje lijkt, maar 6 dezelfde bloemblaadjes heeft, die wit zijn met groene streepjes. Bij Kleinegeest [bij Tietjerk] groeien op het kerkhof twee soorten Helmbloem, de Holwortel en de Voorjaarshelmbloem [Vingerhelmbloem]. Ook heb ik hier wel de Gele anemoon gevonden, die verder in Tietjerk, Martenastate in Kornjum en Kuikhorne voorkomt. In mijn oude aantekeningen vind ik ook nog een Bosgeelster, die bij Veenwoude moet voorkomen.’

Flora Frisica

J.J. Bruinsma, Flora Frisica. Naamlijst en Kenmerken der Zigtbaar-Bloeijende Planten van de Provincie Friesland, Leeuwarden 1840.

Dit is een omschrijving maar geen definitie. Latere auteurs hebben wel definities gegeven. Men is het er over eens dat het gaat om planten die in het wild voorkomen, maar niet in de directe omgeving van de tuin of park. Als we dit alleen als uitgangspunt zouden nemen dan krijgen we een enorme lijst van planten die we tot de stinzenplanten kunnen rekenen. Elke struik of plant die zowel ergens in het wild voorkomt als in een (historische) tuin kunnen we er dan toe rekenen. We kunnen de groep verder inperken door te stellen dat de planten in West-Europa in het wild moeten voorkomen. Met deze inperking zal echter niet iedereen het eens zijn. De definitie wordt nog strenger als we er van uit gaan dat de planten al lang geleden in deze terreinen bewust geïntroduceerd moeten kunnen zijn, veelal als sierplant, dat ze goed kunnen verwilderen en dat ze een periode van verwaarlozing kunnen  doorstaan. De Flora Frisica van Bruinsma uit 1840 geeft al een aardig idee welke planten relevant zijn.

Slanke sleutelbloem bij Stinze Stiens.

Slanke sleutelbloem tussen Speenkruid bij Stinze Stiens.

Volgens bovenstaande inperking zal onmiddellijk duidelijk zijn dat van de zojuist geïntroduceerde postzegels het Speenkruid en het Kraailook niet tot de stinzenplanten gerekend kunnen worden. Vaak, maar niet altijd, wordt in de definitie opgenomen dat het gaat om planten die een bol, knol of wortelstok hebben. Dit deel van de plant maakt het mogelijk dat de plant in de zomer zich terugtrekt onder de grond. De reden hiervoor is bij sommige stinzenplanten dat ze zo de droge zomer goed kunnen doorstaan. En voor soorten die in het bos groeien gaan de planten ondergronds omdat er in de zomer te weinig licht op de bosbodem valt om te kunnen floreren. Alle planten die Botke noemt zijn bol-, knol- of wortelstokplanten. Al de door hem genoemde planten bloeien in het voorjaar. Als we deze beperking ook opnemen in onze definitie dan perken we de lijstnog wat verder in.

Stinzeplanten yn Fryslân

D.T.E. van der Ploeg, foto’s Ytsen Kooistra, Stinzeplanten yn Fryslân. Statussymboal ut de alde tiid, Ljouwert (Fryske Akademy-Coulonhus, Ljouwert 1972). Collectie: Van Riemsdijk/Van Riemsdijk-Zandee. Schenking: W.J. Bosma-Ollemans.

De 15 planten die Van der Ploeg noemt als Friese stinzenplanten vallen allemaal onder deze vrij strikte definitie. Als we kritisch naar de lijst kijken die we hanteren in de monitor dan zijn er een aantal soorten waarvan je je kunt afvragen of ze er wel bijhoren. Het Japans hoefblad komt uit Japan en niet uit Europa, en valt dus niet onder de meest strikte definitie. Ook is de plant pas in de 19e eeuw geïntroduceerd in tuinen in Europa.

Hondstand bij Stinze Stiens

Hondstand bij Stinze Stiens

De Hondstand, Erythronium dens-canis, verwildert op veel terreinen niet makkelijk. Als de plant via intensiever tuinieren geholpen moet worden om te floreren, dan is het in die situatie dus geen stinzenplant. Op terreinen waar de grondsoort geschikter is voor de Hondstand zal hij wel kunnen verwilderen. Op sommige buitenplaatsen in Nederland komt de soort verwilderd voor en is daar dus een stinzenplant. Het is een soort die al in de 16e eeuw als sierplant in belangrijke tuinen werd aangeplant. Tegenwoordig worden ook diverse, vaak gele, cultivars aangeboden, maar deze vallen niet onder onze definitie van stinzenplant.

Het Haarlems klokkenspel is wel een historisch belangrijke Europese soort die zich via knolletjes in het voorjaar voortplant. De plant verwildert echter meestal niet. De plant kan zich wel goed handhaven bij verwaarlozing, mits de standplaats geschikt is. Hoewel je dus kanttekeningen kunt plaatsen bij deze soort als stinzenplant rekenen we hem toch duidelijk tot de kern van de stinzenplanten, gezien zijn boeiende geschiedenis. Zie vorige blog. Alle andere soorten van onze lijst met stinzenplanten vallen onder de strikte definitie.

Armbloemig look bij de Schierstins.

Armbloemig look bij de Schierstins.

Herfsttijloos

Herfsttijloos bij Stinze Stiens.

Kijken we nu opnieuw naar de serie postzegels dan vallen er nog meer soorten af. Armbloemig look is een plant die van nature groeit in Azië. Deze plant is pas in het begin van de 19e eeuw beschreven. Hij komt wel op sommige terreinen met stinzenplanten voor. Volgens de strikte definitie is het echter geen stinzenplant. De Herfsttijloos bloeit in de herfst en valt dus strikt genomen ook af. Vier van de tien planten op de postzegels behoren dus zeker niet tot de stinzenflora zoals hiervoor gedefinieerd. 

Ook bij Stinze Stiens is een 'geel Sneeuwklokje' (Galanthus nivalis 'Sandersii') ontdekt.

Ook bij Stinze Stiens is een ‘geel Sneeuwklokje’ (Galanthus nivalis ‘Sandersii’) ontdekt, een Sneeuwklokje met geel vruchtbeginsel.

Met deze discussie hebben we echter nog niet alle voetangels en klemmen besproken. Het Gewone sneeuwklokje, de Galanthus nivalis, rekenen we zeker tot de stinzenplanten. Maar er zijn veel meer soorten sneeuwklokjes. Zijn er nu nog meer soorten sneeuwklokjes die we tot de stinzenplanten kunnen rekenen? Wellicht dat er enkele zijn die daartoe gerekend kunnen worden, maar die discussie voert hier te ver.

Bij op de Bonte crocus bij Stinze Stiens.

Bij gezien door ‘vergrootglas’ op de Bonte krokus bij Stinze Stiens.

Crocus bulbs

Bron: Tweet @crawley_mick : ‘That’s it. The 8 spring Crocus species covered by Stace. Enjoy your February botanising.’ (Clive Stace, new Flora of the British Isles.)

Bij de krokussen is ook de vraag welke krokussoorten tot de stinzenplanten kunnen worden gerekend. Botanici zijn al eeuwen bezig met de problematiek van de indeling van het plantenrijk en met het kiezen van wetenschappelijk erkende namen voor soorten. Deze discussie gaat nog steeds door en wetenschappelijke namen veranderen nog steeds, gebaseerd op nieuwe inzichten. Onderscheid in soorten is historisch gebaseerd op allerlei uiterlijke kenmerken en tegenwoordig ook op grond van DNA onderzoek en andere moleculaire technieken. Van de uiterlijke kenmerken is het uiterlijk van de bol ook van belang. Zelfs met deze combinatie van klassieke en moderne technieken is er nog lang niet voor alle soorten zekerheid over de ‘juiste’ indeling.

Matthijs de Lobel, Kruydtboeck, Antwerpen 1581.

Matthijs de Lobel, Kruydtboeck, Antwerpen 1581.

In de 16e eeuw zijn er al meerdere verschillende soorten beschreven. De Lobel beschrijft er een stuk of acht.

Chrispijn van de Passe, Jardins des fleurs, 1614.

Chrispijn van de Passe, Hortus floridus / Jardins des fleurs, Utrecht 1614.

Van de Passe beschrijft in de Hortus Floridus / Jardin des fleurs uit 1614 een grotere soort met paarse bloemen die hij Crocus Neapolitanus (flore purpureo major) noemt en een kleinere soort met paarse bloemen die hij Crocus vernus (purpureus minor) noemt. Tot voor kort werd de Crocus neapolitanus of napolitanus gezien als synoniem voor de Crocus vernus.

Crocus vernus in Slovenië.

Crocus vernus in Slovenië.

De Crocus vernus subspecies vernus stond voor de wat grotere soort, die zowel paars als wit kan zijn, terwijl de kleinere soort Crocus vernus subspecies albus werd genoemd, die ook paars of wit kan zijn. Afgezien van de kleur komt dit goed overeen met de indeling zoals Van de Passe die gaf. Wij hebben beide soorten vorig jaar in het wild gezien in Slovenië en op de Julier pas in Zwitserland. Deze indeling is nu veranderd. Er worden nu 5 verschillende soorten onderscheiden, die tot voor kort als Crocus vernus werden beschouwd. (Bron: klik hier.)
De kleine soort heet nu Crocus vernus, zonder toevoeging. De grotere soort die in Slovenië voorkomt wordt nu Crocus heuffelianus genoemd. (Met dank aan: Paul Veenvliet/Nature in colour voor commentaar) De Crocus neapolitanus is ook een van de 5 en deze soort zou voorkomen in het parkbos in Husum. Verder wordt er de Crocus neglectus sp. nov. en de Crocus siculus onderscheiden.

Crocus vernus / napolitana in het Schlosspark in Husum. Foto Stinze Stiens.

Crocus vernus / neapolitanus in het Schlosspark in Husum. Foto Stinze Stiens.

De vraag is nu welke soort(en) komt /komen er voor op historische terreinen in Nederland en zijn dus nu onze stinzenplanten.  De Crocus neapolitanus werd vroeger gekweekt en wordt sinds kort weer gekweekt in Wales (Info: klik hier.) . Dit plantmateriaal is afkomstig uit Husum. Het is mogelijk dat dit de soort is die wij in Nederland als Bonte krokus beschouwen, maar zeker is dit niet. Kenmerk van de Bonte krokus is dat de stamper boven de meeldraden uitsteekt, dat de punten van de bloembladen donkerder paars zijn en dat het bloemblad stomp is. 

 

 

Boerenkrokus (Crocus tommasinianus) bij de Schierstins.

Boerenkrokus (Crocus tommasinianus) bij de Schierstins.

Boerenkrokus heeft het zwaar in de koude wind bij de Schierstins.

Boerenkrokus heeft het zwaar in de koude wind bij de Schierstins.

De Boerenkrokus, Crocus tommasinianus, komt ook in het wild voor. Deze heeft smalle groene bladeren een zachte tint paars en valt vrij makkelijk om. De Boerenkrokus wordt ook tot de stinzenplanten gerekend

Bostulp met Fluitenkruid bij Martenastate.

Bostulp tussen Fluitenkruid bij Martenastate. Foto Sjoerd Hogerhuis.

Op terreinen die belangrijk zijn wat betreft cultureel erfgoed van stinzenplanten wordt bij voorkeur gewerkt met reeds aanwezig plantmateriaal. Als men wil bijplanten of andere soorten in wil brengen dan is het van belang plantmateriaal te kiezen dat overeenkomt met historisch plantmateriaal.