© Trudy van Riemsdijk-Zandee

Robert Morris. Observatorium. 1971 in Velsen, 1977 verplaatst naar Flevoland. Aarde, hout, steen, staalplaten. Diameter totaal: 91 m., hoogste punt dijk: 3,80 m. Locatie: Swifterringweg, Lelystad. Collectie: Het Flevo-landschap. Foto: Screenshot, Apple Maps, satellite.
Op 21 december is de dag het kortst en de nacht het langst. Dit noemen we de winter-zonnewende. In Nederland kun je de zonnewende beleven in een kunstwerk in Flevoland. De zomer-zonnewende wordt elk jaar in juni op deze locatie ‘gevierd’. Het kunstwerk is het Observatorium van de Amerikaanse kunstenaar Robert Morris (geb. 1931) uit 1971. Het is ter gelegenheid van de tentoonstelling Sonsbeek buiten de perken gerealiseerd in de gemeente Velsen. In 1977 werd het naar Flevoland verplaatst. Het kunstwerk bestaat uit 2 concentrische cirkels gemaakt van aarden wallen. De binnenste ring geeft toegang tot de buitenste cirkel. Daarin zijn drie ‘vizieren’. Twee vizieren bestaan ieder uit twee grote stenen wiggen. Via het oostelijk vizier is de opkomende zon te zien op 21 juni (langste dag) en via het vizier aan de westzijde de opkomende zon op 21 december (kortste dag). Het middelste vizier, in het verlengde van de ingang, is gemaakt van 2 grote stalen platen en markeert de equinox, het moment in het jaar dat dag en nacht even lang zijn.
Dergelijke kunst valt onder het begrip landschapskunst. Dit begrip staat voor grootschalige kunstwerken die gerealiseerd zijn in een landschappelijke omgeving. Landschapskunst is de Nederlandse vertaling van het Engelse land art. In de jaren zestig- en zeventig van de vorige eeuw ging men direct-voor-handen en onbewerkte materialen gebruiken zoals afval, zand, resthout, of, in landschapskunst, tonnen aarde, die door creatieve toepassingen tot kunst werden getransformeerd. In de beeldhouwkunst werd de roep om fysieke beleving en ervaring steeds sterker waardoor body art is ontstaan. Het menselijk lichaam zelf wordt als materiaal en onderwerp gebruikt. Bij land art kan het kunstwerk alleen beleefd worden door zelf fysiek erin en doorheen te bewegen.
Land art of landschapskunstwerken hebben vaak streng-geometrische vormen. Deze komen voort uit de minimal art, kunst waarin een samenstelsel van geometrische structuren in de museumzaal de toeschouwer uitnodigen niet op afstand te blijven kijken maar zich er tussendoor te bewegen, als het ware in een 3D ervaring het kunstwerk mee te beleven. Die fysieke belangstelling bij land art kunstenaars kwam mede omdat zij afkomstig waren uit of verbonden waren met de wereld van de dans (T.van Riemsdijk-Zandee, ‘LOOK AND FEEL kunst landschap natuur’, in Cat. gelijknamige tentoonstelling, Zeewolde 2004, pp. 22-41). De kunstwerken dienen om landschappelijke belevingen te intensiveren.

Gerrit Vlaskamp. Ontwerptekening Wilhelminapark Sneek. 1897. Collectie: Fries Scheepvaart Museum, Sneek. Met dank aan A. Westra-van der Mark.
Het woord landschapskunst is echter niet alleen gereserveerd voor moderne kunstwerken. In het boek De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp (Leeuwarden [Afûk ], 2014, pp. 26-44) schrijft Carla Oldenburger dat Gerrit Vlaskamps ontwerpen passen in de traditie van de Nederlandse negentiende-eeuwse landschapskunst. Anders dan in de moderne landschapskunst staat dat begrip in de negentiende eeuw juist voor landgoederen, parken en tuinen waar niet langer strenge geometrische vormen worden toegepast maar waar ontwerpers op zoek zijn naar een meer natuurlijke uitstraling. De Nederlandse tuin-landschapskunst kwam voort uit de Engelse traditie. Twee begrippen, ‘gardenesque’ en ‘picturesque’, zijn van belang, zo leert Oldenburger ons. Beide begrippen worden in 1832 gebruikt door J.C. Loudon in Engeland. ‘Picturesque’ staat bij hem voor een zo natuurlijk mogelijk lijkende beplanting, terwijl ‘gardenesque’ juist het aanplanten van ‘exoten en gekweekte planten propageert, waarbij de plant voldoende ruimte moet krijgen zich te ontwikkelen in zijn natuurlijke habitus. Hij was bang dat de natuurlijke landschappelijke stijl niet als kunst zou worden herkend.

Broken Circle gezien vanaf Spiral Hill. Foto: Trudy van Riemsdijk-Zandee, 2012. Robert Smithson. Broken Circle/Spiral Hill. 1971. Broken Circle: Water, wit en geel zand. Diameter: 42 m. Spiral Hill: Zwarte aarde, witte zandpaden bij aanleg. Restauratie 1972: paden versterkt met ronde paaltjes, heuvel beplant met cotoneaster struiken. Doorsnede basis 23 m. Locatie / Collectie: Zand- en exploitatiemaatschappij Emmen BV., Emmerhoutsestraat 150, Emmen. G. de Boer.
De bekende naoorlogse Amerikaanse land art kunstenaar Robert Smithson (1938-1973) werkt niet alleen met geometrische patronen, maar heeft ook belangstelling voor ecologische aspecten in de zin van natuurlijke verandering. Hij verwijst hierbij naar negentiende eeuwse bronnen zoals Frederick Law Olmsted die zich het midden van de negentiende eeuw bezighield met plannen voor de aanleg van het Central Park in New York (Ed. F. Flam, Robert Smithson: The Collected Writings, London 1996, pp. 157-171). Olmsted verwijst in zijn voorstudie naar de oorspronkelijke geologische omstandigheden en legt de nadruk op de veranderlijkheid van het landschap. Hij werd geïnspireerd door filosofische ideeën uit het achttiende-eeuwse Engeland. Uvedale Price en William Gilpin gebruiken het begrip ‘picturesque’ niet meer voor een geïdealiseerd landschap in tegenstelling tot de vijandige natuur maar voor een synthese van beide: een veranderlijk landschap dat mede bepaald word door natuurlijke zich wijzigende omstandigheden. Geen statisch gegeven maar een ‘dialectisch landschap’.
In Nederland is het werk Broken Circle Spiral Hill van Robert Smithson te zien in Emmen waar het in 1971 gerealiseerd werd in een zandgroeve die nog steeds als zodanig in bedrijf is. Zijn vele tekeningen, voorontwerpen en foto’s maken deel uit van zijn kunst (Ed. Ingrid Commandeur en Trudy van Riemsdijk-Zandee, Robert Smithson. Art in continual movement, Amsterdam 2012).
Opvallend is dat de afbeeldingen van deze kunstwerken vaak luchtfoto’s zijn. De specifieke vormen worden vooral vanuit dit perspectief zichtbaar. Hetzelfde geldt voor de tekeningen van tuinontwerpen van Gerrit Vlaskamp waarbij de typische Paisley-Kasjmir motieven op die manier beschouwd, zichtbaar worden.
De tuinen van Vlaskamp met zijn slingerende paden, zichtlijnen en coulissen, en moderne landschapskunstwerken zijn ruimtelijke objecten, waarbij de ervaring van de ruimtelijkheid pas ontstaat wanneer je participeert in het kunstwerk doordat je er doorheen beweegt.